De naam Willem Kloos is een begrip in de Nederlandse literatuur, en toch heeft de Amsterdamse kleermakerszoon als dichter vrij weinig betekend. Zijn grote faam heeft hij te danken aan zijn optreden als gangmaker van de groep kunstenaars die bekend staan als de Tachtigers.
Hij leefde van 1859 (in Amsterdam geboren en overleed in 1938 in Den Haag.
Hij is ook in Bodegraven geweest en schreef dit wat negatief gedicht over ons dorp:

Tweede gezicht
Het melancholisch Bodegraven gaapt
En ligt gelijk een graf ten bodem open:
En ‘k zie een blooden knaap al traagjes loopen,
Zijn ziel is niet meer en zijn lichaam slaapt.
Kijk, hoe hij van den vloer een strootje opraapt,
En tuurt naar ’t weêr, en telkens telt zijn knoopen,
Of voor een dubbeltje wat koek gaat koopen,
Terwijl hij, achter ’t handje, zoetjes gaapt.
‘Ach, Amsterdam’, zucht hij, ‘dáár is beschaving,
Caves, Bodéga, Beerebijt en Pschorr,
Dáár krijgt mijn jeugdig begeerend hart laving, –
Hier word ‘k van binnen zoo afgedonderdsch dor;
Hier, met het Bodegravensch tien-uurs-klokje,
Hòu, moet ik naar mijn bedje, zonder grogje…
Willem Kloos
(De Nieuwe Gids 1893 Jaargang 8 Titel: Tweede-gezicht
Ook in Verzen 1894 Titel Lyrische verzen)