Toen en Nu

Een aantal medewerkers van de Historische Kring Bodegraven schrijven regelmatig losse artikelen.

De meest recente is op deze pagina te vinden.

Alle verhalen bewaren wij op onze blog "Bijzonder in het Boreft'.


Molen De Arkduif van Toen tot Nu

door John de Vries (Stichting Historische Kring Bodegraven)


Molen De Arkduif staat al generaties lang in ons dorp langs de Overtocht. Als je vanaf Zwammerdam, Bodegraven komt binnenrijden dan roept het silhouet van de molen samen met de watertoren, katholieke kerk en de dorpskerk een heel herkenbaar en betrouwbaar beeld op.
Molen De Arkduif is een ronde stenen wind korenmolen een zogenaamde stellingmolen. Een stellingmolen heeft zijn naam vanwege de stelling of balie die halverwege de molen is geplaatst. Dit type molen is wat hoger dan andere molens, omdat hij door zijn extra hoogte beter de wind kan opvangen. Vanuit deze stelling wordt het mechanisme bediend dat de kop van de molen in de juiste windrichting zet. Dit noemt men ook kruien, vandaar de naam bovenkruier. Met kap is de molen bijna 20 meter hoog. De stalen wieken hebben een vlucht (diameter) van 22,2 meter.


Tot februari 1964 behoorde de Overtocht en een deel van de Van Tolstraat tot het grondgebied van Zwammerdam. Pas op die datum verloor Zwammerdam zijn zelfstandigheid als gemeente en werd dat deel toegevoegd aan Bodegraven. Dat is ook de reden dat veel gegevens van de molen stammen uit Zwammerdamse archieven.
Maar hoe oud is molen De Arkduif nu eigenlijk. Daar zijn verschillende theorieën over. Volgens oude gegevens stond er in 1535 al in Bodegraven een korenmolen. Dat blijkt uit documenten waarin sprake is van betaling van 3 gulden aan windgeld. Windgeld is een belasting die betaald moest worden aan de heer (eigenaar) van het gebied waar de molen stond. Maar in die tijd waren de molens nog geheel van hout. Het is hoogstens een voorloper. Verder is er op een oude kaart uit 1615 van het Hoogheemraadschap te zien dat er in die tijd meerdere molens in Bodegraven hebben gestaan. Niet alleen een korenmolen maar ook een houtzaagmolen. Op een oude gravure uit 1749 zien we een afbeelding van Bodegraven waarop twee molens dicht bij elkaar staan. Bij een van deze twee molens zou het dan om De Arkduif kunnen gaan.


Gravure van Bodegraven uit 1749 met twee molens


Er zijn echter vier jaartallen die een rol spelen bij de bepaling van de ouderdom namelijk het jaar 1603, 1675, 1697 en 1853.
1603: In de molen bevindt zich een balk waarop het jaar 1603 gekerfd staat. Maar de 6 is niet heel duidelijk te lezen. Maar als we uitgaan van het jaar 1603 zou de molen dus ruim 400 jaar oud zijn. Volgens kenners is dit niet waarschijnlijk. Ze baseren zich op het feit dat de molens uit die tijd allemaal volledig nog in hout gebouwd werden. Men denkt dat deze balk afkomstig is van een andere oude molen, waarbij de balk hergebruikt is.
1675: Deze datum komt uit een oud belastingregister van het dorp Zwammerdam. Daar wordt ene Gerrit Janz Blonk als de eigenaar van een korenmolen aangemerkt. Ook hier is het niet duidelijk of het hier om molen De Arkduif ging. Wat wel een rol speelt is dat bij de verwoesting in 1672 van zowel Zwammerdam als Bodegraven door de Fransen alles verbrand is. Het zou dus kunnen gaan om een nieuwe molen die na de brand gebouwd zou kunnen zijn. Maar hier bestaat geen zekerheid over.
1697: Deze datum wordt door de meeste deskundigen gezien als het bouwjaar van de molen. Uit de voormalige keuken van de molenaarswoning zijn een aantal jaren geleden bij de verbouwing twee tegeltableaus gevonden. Deze waren van de muur gehakt, in afvalzakken gedaan en op zolder gezet. Bij een latere restauratie van de molen zijn deze gevonden. Studenten van de Universiteit van Amsterdam hebben deze tableaus toen gerestaureerd. Op een van deze tableaus zie je een afbeelding van een molen. Daarnaast staat op de afbeelding een vrouw in de deuropening. Boven de vrouw staat een jaartal afgebeeld namelijk het jaar 1697. Deze datum zou met grote zekerheid wel eens het bouwjaar van de molen kunnen zijn. Het was vroeger gebruikelijk om bij de bouw van een molen een tableau van de eigen molen te plaatsen. Bouwhistorisch onderzoek heeft uitgewezen dat de molen inderdaad uit het einde van de 17e eeuw stamt. Rond die tijd werden overal stenen stellingmolens gebouwd. Waarschijnlijk is het tableau wel van jonger datum want vermoedelijk is het rond 1750 in Rotterdam gemaakt.

Tegelplateau met het jaar 1697


1853: Deze datum is ook van belang. Er is namelijk boven in de molen een gietijzeren bovenas (waar de wieken aan vast zitten) aangebracht waarop deze datum staat. Er gaat een verhaal dat rond 1850 de molen gedeeltelijk verbrand zou zijn. Maar echte bewijzen hiervoor zijn er niet gevonden in de archieven. Bij de grote brand van 1870 heeft de molen in ieder geval geen schade geleden. De brand woedde vooral in het oude centrum van Bodegraven. De molenaarswoning werd volgens gegevens van het kadaster gebouwd in 1872. Wat ook zeker is dat er in 1888 een verbouwing plaats vond waarbij de molen werd verhoogd. Conclusie die de deskundigen nu trekken over de bouw van de molen is dat de onderbouw eind 17e-eeuws is en de bovenbouw circa 1885-1890.


Hoe komt de molen eigenlijk aan de naam De Arkduif. Deze is helemaal niet zo oud als men dat zou denken. Molenaar Van Vliet heeft in 1956 een prijsvraag uitgeschreven. Het doel was om een mooie naam aan de molen te geven. Waarschijnlijk had de molen daarvoor geen naam. De winnaar die hierbij uit de bus kwam had de naam bedacht van de Arkduif. Het is een verwijzing naar het Bijbelse verhaal van Noach en de Ark. Na de zondvloed liet Noach een duif uitvliegen die terugkwam met een klein takje als teken dat de aarde weer bewoonbaar was.
We weten van de molenaars die eigenaar waren van de molen de meeste namen. De laatste molenaar was Jan van Vliet. Hij deed in het radioprogramma “Weer of geen Weer” wekelijks een weersvoorspelling. Daarmee kreeg hij landelijke bekendheid als ‘weerman des midden het land’.


Historische foto van de molen en bewoners

Tot 1872 werd de molen volledig door windkracht aangedreven. In 1872 werd er een kleine stoommachine geplaatst van 10 PK. Deze werd gebruikt om het maalwerk te laten draaien als er geen wind was. Pas in 1944 werden er elektromotoren geplaatst. De molen is tot 1970 in gebruik geweest als korenmolen die graan maalde. Nadat de molen in 1970 stil kwam te staan werd hij op de Monumentenlijst geplaatst. In 1974 kocht de gemeente Bodegraven de molen aan voor het symbolische bedrag van één gulden. De molen was in slechte staat.
In 1977 startte men met een grootscheepse restauratie van de molen. Deze duurde tot 1982 en werd in delen uitgevoerd. De totale kosten hiervan bedroegen ruim 285.000,-- gulden. Tussen 2008 en 2010 is de molen opnieuw grondig gerestaureerd. Op 10 september 2010 vond de officiële opening plaats van de gerestaureerde molen. In december 2019 liepen de wieken van de molen schade op bij een stevige storm. Hierbij werd het hekwerk van de buitenroede zwaar beschadigt. De roeden waren al aan vervanging toe. Dit is op 2 maart 2021 uitgevoerd, waarbij er een grote kraan te pas kwam en er veel belangstellenden aanwezig waren. Hierna konden de wieken van de molen weer volledig draaien.

Herstel van de molen in 2021


Vanaf het jaar 2004 is er een bierbrouwerij in de molen gevestigd. Deze brouwt op een ambachtelijke wijze bier. Dit bier wordt over de gehele wereld verkocht. Jaarlijks wordt er ook een bierfestival gehouden. Er komen dan mensen van over de hele wereld, in Bodegraven biersoorten proeven. De molen wordt bemalen door gediplomeerde vrijwillige molenaars en is op zaterdag open voor publiek en verkoop van meel.
We mogen er van uit gaan dat de molen De Arkduif nog vele jaren ons dorpsgezicht zal bepalen.

Bron:
De Arkduif publicatie van Stichting De Arkduif uit 2010
Boreftse Berichten nr. 6 september 2006
Website: https://rhcrijnstreek.nl/
Foto’s: Stichting Historische Kring Bodegraven




De decembermaand komt eraan!


Weet je het nog, met je neus tegen de etalageruit van de speelgoedwinkel.
Een verlanglijstje in je schoen of onder de kerstboom…
Hier een aantal digitale plaatjes uit zo’n boekje wat in de jaren ’50 van de vorige eeuw, jaja alweer bijna zeventig jaar geleden, werd uitgegeven door de firma BOS uit de Brugstraat nummer 6.
Wie herinnert zich niet namen als: Schuco, Jumbo, Mobaco, Meccano, en Dinky Toys.
Kwartetten en bordspelen, de electrodoos, domino en wat dacht je van hamertje tik!
Geniet van de historische plaatjes en onthoud, Een spelend kind is een gelukkig kind.



Jan Stolwijk
Beeldmateriaal Stichting Historische Kring Bodegraven. (shkb)




Van regthuys tot gemeentehuis (deel 2)


In het eerste artikel eindigden we met de jaren 20 van de vorige eeuw en de aanleg van elektriciteit in het gemeentehuis.

In 1924 was Bodegraven inmiddels uitgegroeid tot een plaats met ongeveer 6300 inwoners. Vooral de kaashandel was van groot economisch belang. In 1930 wordt er een commissie benoemd die moet onderzoeken hoe nu verder te gaan. In hun rapport geven ze drie mogelijkheden: 1 volledig nieuwbouw 2 interne verbouw 3 reparatie en kleine aanpassingen. De voorzitter van de commissie spreekt zijn voorkeur uit voor variant 3 (tevens de goedkoopste oplossing). Binnen de gemeenteraad ontstaat er grote verdeeldheid, en is er veel discussie. Als men kiest voor een nieuw gemeentehuis op welke locatie moet die dan komen. Genoemd worden o.a. Wilhelminastraat, de Nieuwe Markt of het terrein naast het bestaande gemeentehuis. Men kon het hier niet over eens worden, en van 1931 tot en met 1938 blijft men hier over doorpraten, zonder een beslissing te nemen.




Toen veranderde alles met de komst van een nieuwe burgemeester. In januari 1939 trad burgemeester G.R. Vonk aan. Hij is direct en doortastend. In de vergadering van 22 februari 1939 wordt er eindelijk een besluit genomen . Men koos voor nieuwbouw. Er wordt een instituut ingeschakeld om een plan te ontwerpen. Maar de tijd is niet gunstig. In 1933 is Adolf Hitler aan de macht gekomen. Hij is bezig om Duitsland sterk te bewapenen, hij streeft naar oorlog. Donkere wolken pakken zich samen boven Europa. Op 1 september 1939 valt hij Polen binnen, het begin van de Tweede Wereldoorlog. Gezien al deze ontwikkelingen en de onzekere toekomst worden de plannen voor de nieuwbouw tijdelijk op halt gezet. Op 10 mei 1940 begint de Duitse bezetting van Nederland. Op 1 september 1941 wordt de gemeenteraad door de Duitse bezetting afgeschaft en de leden naar huis gestuurd. Burgemeester Vonk blijft aan, hij was sterk anti Duits en verzette zich sterk tegen alle Duitse maatregelen. Deze tegenwerking tegen de Duitse bezetting heeft hem uiteindelijk in december 1944 het leven gekost.

Op 5 mei 1945 werd Nederland bevrijd. Maar er waren grotere problemen om op te lossen dan de bouw van een nieuw gemeentehuis. Wederom gingen de plannen de ijskast in. Rond 1950 werd het probleem weer actueel, er was geld nodig voor noodzakelijke reparaties. Hierbij kwam de nieuwbouw weer te sprake. Maar nu gooide het Rijk de plannen in de war. Er waren nieuwe richtlijnen ontwikkeld, Bodegraven voldeed hier niet aan dus nieuwbouw was vooralsnog onmogelijk. Wel was er inmiddels voor een locatie gekozen. Het nieuwe gemeentehuis zou komen te staan net ten oosten van de Nieuwe Markt.


Maquette van het nieuw te bouwen gemeentehuis


Inmiddels is het 1960, Bodegraven was uitgegroeid tot een dorp met ongeveer 8300 inwoners. Op 15 december 1960 machtigde de gemeenteraad het college van burgemeester en wethouders om de voorbereidingen te treffen voor de nieuwbouw. Verschillende architecten kregen de opdracht een ontwerp te maken, rekening houdend met specifieke wensen en eisen. Toen ging het snel. Op 19 december 1963 kreeg de architect ir. K.F.G Spruit de opdracht. Er wordt 2 1/2 miljoen gulden beschikbaar gesteld. Er was inmiddels groen licht van het Rijk verkregen. Op de locatie waar de nieuwbouw zou plaatsvinden stond een boerderij. De eigenaar werd uitgekocht en de boerderij werd gesloopt. De nieuwbouw kon beginnen. Op 22 december 1965 legde burgemeester Croles de eerste steen.
















Het nieuwe gemeentehuis tijdens de bouw


Op 28 augustus 1967 werd het gebouw opgeleverd. Voor het gemeentehuis was een plein aangelegd met sierbestrating.

Op 6 oktober 1967 werd het gemeentehuis officieel geopend door de Commissaris der Koningin Mr. J. Klaasesz. Gelijktijdig was er een tentoonstelling ingericht met de titel “Van Romeins huisraad tot het nieuwe raadhuis”.


    Het gemeentehuis aan het Raadhuisplein


Eindelijk na al die jaren was er een nieuw gemeentehuis met genoeg ruimte voor alle partijen. Het gebouw was geconstrueerd als skelet van gewapend beton en staal. De gevels waren met sierbeton bekleed. De totale bouw en inrichting kostte uiteindelijk bijna 3 1/2 miljoen gulden. De inrichting was als volgt: op de begane grond was er een grote hal waar alle publieke diensten waren ondergebracht. Tevens was er hier een mooie trouwzaal. Op de 1e etage bevond zich de raadzaal, werkkamers van het college van burgemeester en wethouders en een aantal vergaderkamers. Op de 2e etage waren de ambtenaren ondergebracht. Er was ruimte in overvloed. De ingang bereikte je via een aantal brede trappen met een groot bordes. Terwijl binnen in het gemeentehuis op Koninginnedag de lintjes werden uitgereikt, speelde op het plein ervoor de muziekband Triomf en Semper Avanti.


Het oude raadhuis aan de Van Tolstraat had nu afgedaan. Het gebouw was in slechte materiële staat, en moest worden afgebroken. In augustus 1968 viel het onder de slopershamer. Het was 97 jaar oud. Deze leeftijd zou het nieuwe gemeentehuis bij lange na niet bereiken.




Begin jaren 80 bleek al dat het gebouw niet efficiënt genoeg was. Er was een renovatie nodig en eventueel uitbreiding. In 1988 maakte een gespecialiseerd bureau een rapport op over de bouwkundige staat. Het resultaat was schokkend. Er was veel achterstallig onderhoud. Verder moesten de gevels, de vloeren, binnenwanden en een deel van het dak worden vernieuwd. De eindconclusie was dat men bij de bouw te weinig aandacht had besteed aan de kwaliteit. Let wel het gemeentehuis was nog maar net 20 jaar oud en nu al afgeschreven.




Nu kon het spel weer opnieuw beginnen. In vogelvlucht: oktober 1995 werd het oude raadhuis ontruimd en kon de sloop beginnen. Het gemeentebestuur en de ambtenaren werden tijdelijk ondergebracht in de Christelijke Huishoudschool aan de overkant. Huwelijken werden gesloten in de Evangelisch-Lutherse kerk aan de Noordstraat. De raadsvergaderingen werden verplaatst naar het Evertshuis.

De eerste paal werd op 1 maart 1996 geslagen. De opening vond plaats op 10 september 1997 door de Commissaris der Koningin Mr. Ir. J.M. Leemhuis-Stout.


Huidige gemeentehuis uit 1997


Inmiddels staat dit gemeentehuis inmiddels er al weer bijna 25 jaar.



Door John de Vries (Stichting Historische Kring Bodegraven)                                  
Foto’s: Stichting Historische Kring Bodegraven

Bron: De Gemeentehuizen van Bodegraven door W.R.C. Alkemade en Th. H.M. Keukens





Van regthuys tot gemeentehuis (deel 1)


Voordat Bodegraven een gemeentehuis bezat vergaderden de verschillende bestuurscolleges, indien nodig op andere locaties. Voor overleg met weinig mensen erbij gebruikte men meestal een herberg in het dorp. Als de gehele bevolking moest worden geraadpleegd dan gebeurde dat vaak op het dorpsplein voor de kerk. Bij kou of regen werd de vergadering in de kerk gehouden. Maar over het algemeen vergaderde men enkele keren per jaar in een daartoe aangewezen herberg, die dan ook wel werd aangeduid met de naam ”het regthuys”.

Uit archiefstukken blijkt dat er al in 1644 in de Kerkstraat een regthuys was tegenover de Dorpskerk. Op de plaats waar nu het restaurant “Het Bonte Varken” te vinden is. Deze vergaderingen bleven daar tot 1767 plaatsvinden. Er werd dan vergaderd met de schout en zijn ambacht bewaarders. De schout was een ambtenaar belast met de bestuurlijke en gerechtelijke taken en het handhaven van de openbare orde. Simpel gezegd burgemeester en politieagent in één functie.


Oude Markt met Dorpskerk. Links de herberg met uithangbord waar het regthuys vergaderde. Tekening Jan de Beijer uit 1757. Collectie RHC Rijnstreek en Lopikerwaard.

Er is een rekening bewaard gebleven uit 1704 met een lijst van wat de bestuurders allemaal gegeten en gedronken hebben. Hierin stond het totaalbedrag opgesomd wat de heren (er waren geen dames bij aanwezig) dat jaar bij alle vergaderingen hadden besteed (verteerd). Het ging hier om het totaalbedrag van 88 gulden en 3 stuivers. Een behoorlijk bedrag. En ga er maar vanuit dat ze niet alleen koffie gedronken zullen hebben.


Deel van een rekening van de verteringen van de vergaderingen in het regthuys uit het jaar 1704.

In 1767 verhuisde het regthuys naar een nieuwe locatie namelijk naar de herberg van Cornelis Coperdraet. En hiermee eindigde een lange periode dat het regthuys aan de noordkant van de Oude Rijn stond. Het zou nog 200 jaren duren voordat het gemeentehuis opnieuw aan de noordkant van de Oude Rijn zijn plaats zal krijgen. Cornelis had een herberg aan de Tocht (later omgezet naar de Van Tolstraat vernoemd naar de Bodegraafse schilder Dominicus van Tol (1635-1676)). Hij was een beroemd schilder van portretten en genrestukken. Zijn werken hangen in het Rijksmuseum in Amsterdam en zelfs in de Hermitage in St. Petersburg. Cornelis Coperdraet was de waard van herberg ‘Het Postpaard’. De herberg stond op de plek waar nu de ingang is van de parkeerplaats met aangrenzende stallen op de huidige locatie van telefoonwinkel Total Phone.

Tot ongeveer 1870 werd ‘Het Postpaard’ gebruikt als vergaderruimte voor het gemeentebestuur. Daarnaast kon er worden getrouwd en was er het oude archief van Bodegraven in opgeslagen. Langzamerhand werd de term schout vervangen door de naam burgemeester. In 1869 besloot de gemeenteraad dat het tijd werd dat Bodegraven een echt gemeentehuis zou krijgen met secretarie (bureau waar het administratieve werk van een gemeente wordt verricht).

Bodegraven had rond die tijd ongeveer 3000 inwoners. Gezien zijn grootte was het interessant genoeg voor het Rijk om er een post- en telegraafkantoor te vestigen. Hiermee zou de communicatie enorm worden bevorderd.
Een voorwaarde hieraan verbonden was, dat er door de gemeente een gebouw hiervoor ter beschikking werd gesteld. Dat kwam goed uit, de gemeenteraad wilde hieraan graag meewerken. Op 24 december 1869 besloot de gemeenteraad om de herberg ‘Het Postpaard’ aan te kopen. Het zou worden gesloopt, en vervangen door een nieuw te bouwen gemeentehuis, gecombineerd met een post- en telegraafkantoor.

De koopsom bedroeg 6500 gulden. Op 30 april 1870 was de overdracht. Een deel van het complex: de stallen en het woonhuis (aan de oostkant van de herberg) werden niet verkocht. De eigenaar bouwde op deze plek een nieuwe herberg die de grote dorpsbrand van 1870 overleefde. Hier is op de dag van vandaag een horeca- instelling gevestigd momenteel Grandcafé Baas (locatie de Hoek).

Gedurende de sloop en de nieuwbouw werd het gemeentearchief tijdelijk verhuisd naar Hotel van Haaften (bij de brug). Hier zouden ook de huwelijksvoltrekkingen plaatsvinden. Op 31 mei 1870 vond de grote brand van Bodegraven plaats. Vrijwel het gehele centrum lag in de as. Ook Hotel van Haaften met het gemeentearchief was verbrand. Hierdoor zijn er veel gegevens over de geschiedenis van Bodegraven verloren gegaan. Herberg ‘Het Postpaard’ bleef wonderlijk gespaard. Door de voortvarendheid van de inwoners rees Bodegraven snel weer uit zijn as. De burgemeester en gemeenteraad hebben volgens verslagen uit die tijd heel weinig bijgedragen aan deze herbouw.


Herdenkingsplaat van de brand van Bodegraven in 1870

Op 28 oktober 1870 werd de bouw van het nieuwe gemeentehuis uitbesteed voor de som van 13.460 gulden aan een aannemer uit Gouda. Er werd een lening afgesloten voor het bedrag van 20.000 gulden omdat de bouwkosten in de loop van de bouw stegen. Eind 1870 werd de herberg ‘Het Postpaard’ gesloopt en kon er gebouwd worden. Dit ging allemaal vrij snel. Precies een jaar later in oktober 1871 was het gebouw klaar. Het stond exact op de plaats waar nu de ingang is van de parkeerplaats. Vele oudere inwoners van Bodegraven zullen zich dat gemeentehuis nog wel herinneren omdat het pas in 1968 is afgebroken.
Het was een prachtig gebouw passend bij het “Deftige Dorp” zoals Bodegraven vroeger werd genoemd. Aan de linkerzijde van het pand was het postkantoor en hierboven de woning van de directeur. Aan de rechterkant was op de begane grond de gemeentesecretarie gevestigd. Op de eerste etage lag de raadszaal annex trouwzaal.
In het midden van het pand was een mooi groot balkon gemaakt. Doordat het om een groot pand ging was er nog veel ruimte over. Aan de achterzijde van het gebouw kwam er een leslokaal van een school, verder kwam ook de hoofdonderwijzer in het pand te wonen. Maar het gebouw was nog steeds niet vol zodat ook de veldwachter (voorloper van de politie) met zijn gezin in het pand werd ondergebracht. In ruil voor gratis onderdak moest hij een aantal schoonmaaktaken in het gebouw verrichten, hij verzorgde ook de koffie en thee voor de secretarie. Detail is dat de hoofdonderwijzer ruzie kreeg met de veldwachter, de situatie werd onhoudbaar. De veldwachter werd verbannen naar een andere woning, en zijn plaats werd ingenomen door de klerk en bode van de secretarie.

Van Tolstraat met links gemeentehuis met balkon (rond 1900)



Gemeentehuis foto rond het jaar 1950



De eerste vergadering in het nieuwe gemeentehuis werd gehouden op 5 december 1871. Er werd toen ook een nieuwe burgemeester geïnstalleerd. Bodegraven groeide fors in die tijd en groeide uit naar een gemeente met 4000 inwoners. In 1895 komt de nieuwe burgemeester Henk Le Coultre. Deze regelde al heel snel voor zichzelf een eigen burgemeesterskamer.

Doordat het dorp sterk groeide kreeg men langzamerhand te kampen met ruimtegebrek. Gelukkig verlaat de posterijen in 1903 het gemeentehuis, om te verhuizen naar een eigen pand in Bodegraven. In de loop van de jaren zijn er een aantal verbouwingen geweest waaronder een eigen wachtkamer voor het publiek. Verder zijn er regelmatig allerlei instanties tijdelijk in het gemeentehuis ondergebracht.


Gemeenteraad van het jaar 1910

De tijd gaat door en in 1914 breekt de Eerste Wereldoorlog uit. Ondanks dat Nederland neutraal is worden er veel buitenlanders op de fort Wierickerschans geïnterneerd. Om deze mensen van voedsel te voorzien wordt er in het gemeentehuis een distributie- kantoor gevestigd. Na de oorlog wordt er een belangrijke stap vooruit gezet. In 1922 wordt het gehele gemeentehuis aangesloten op het elektriciteitsnet. Wat echter bleef was de te krappe ruimte. De gemeentesecretarie bestaande uit een gemeentesecretaris, ontvanger en twee ambtenaren zaten in een kamer letterlijk op elkaars lip aan een zeer oud bureau.



Secretarie met zijn allen aan een bureau

Dit moest snel veranderen, er moest een nieuw gemeentehuis komen. Maar er zou nog een lang traject hiervoor nodig zijn voordat het zover was. Maar hierover wil ik vertellen in het vervolg op dit artikel.


Door John de Vries (Stichting Historische Kring Bodegraven) Foto’s: Stichting Historische Kring Bodegraven en W. Karssen
Bron: De Gemeentehuizen van Bodegraven door W.R.C. Alkemade en Th. H.M. Keukens




Hoe Bodegraven zijn eerste zwembad kreeg.

Wie nu kijkt naar het supernieuwe zwembad complex dat in Bodegraven staat kan zich niet voorstellen hoe moeilijk het was om in Bodegraven een zwembad van de grond te krijgen. We gaan terug in de tijd, naar het einde van de 19e eeuw. Voordat er in Bodegraven een zwembad was werd er vooral in de Oude Rijn gezwommen. Dit was een doorn in het oog van een aantal gemeenteraadsleden. Er was namelijk helemaal geen toezicht, beide geslachten man en vrouw zwommen door elkaar en er werd zelfs op zondag gezwommen. De goede zeden liepen gevaar een vreselijke situatie.


Daar moest wat aan gebeuren. In juli 1888 verschijnt er een artikeltje in de krant. De Burgermeester van Bodegraven wil een bad- en zweminrichting in Bodegraven aanleggen. Dan is het lang stil maar in een vergadering van de gemeenteraad op 10 oktober 1889 wordt er een voorstel behandeld voor subsidie. Het ging om 100 gulden toe te wijzen voor de bad- en zweminrichting Boegraven. Na een stevige discussie wordt het voorstel afgewezen. Sommige raadsleden zijn bang voor een jaarlijks terugkerend subsidie verzoek anderen vinden het te veel luxe. Maar bij de volgende vergadering op 21 oktober wordt er groen licht gegeven. Een van de argumenten is dat met name de on- vermogenden hier gratis gebruik van mogen maken.

De weg is vrij voor de bouw van en zwembad. Het komt te liggen net buiten de bebouwde kom. Op de plek waar de huidige rondweg uitkomt op de Noordzijde.

Het bestond uit een afgebakend gebied, afgescheiden van de Oude Rijn door een houten schot. Er waren kleedhokjes aanwezig. Op zondag gesloten. Mannen en vrouwen konden op verschillende tijden zwemmen. Kinderen mochten wel door elkaar zwemmen.


De naam van het zwembad was de Rijnstroom en op 2 juni 1890 werd het geopend. Het was een groot succes. In een krantenartikel ut 15 juni lezen we dat er vele jongeren er gebruik van maakten. Ook kinderen ouder dan 3 jaar werden nu eindelijk weer eens geheel gewassen met water. De ouders hadden daar door de lange werkdagen geen tijd voor. Wat een verschil in hygiëne tussen toen en nu. Er was een zwemwacht aanwezig die vanaf een verhoging alles kon overzien.


In 1919 kreeg het zwembad een 3 meter hoge springtoren.

Maar er rees problemen op. Heel erg schoon was het water niet. Er stroomde regelmatig olie in het zwembad vanuit de Rijn. Ook was er in de beginjaren geen riolering. Alle boerderijen en woonhuizen loosden hun wc’s en afval in de Oude Rijn. Verder werd er gewezen op de ziekte van Weil en het gevaar van ratten. Uiteindelijk wordt het allemaal te erg en in mei 1936 werd het zwembad gesloten.


Springtoren

Er gingen al snel stemmen op voor de bouw van een nieuw zwembad. Er werd een organisatie opgericht Stichting Zwembad. Zij maakten een plan. Ze voerden overleg met de gemeente en andere partijen om geld in te zamelen en leningen af te sluiten. Dit ging niet geheel makkelijk. Het waren de jaren 30 en Nederland zat in een crisis tijd. Uiteindelijk kon er gebouwd worden. Op de plaats van het huidige buitenzwembad verrees een nieuw zwembad. Het werd in mei 1938 geopend. Het zwembad lag geheel tussen de weilanden. Het had 32 kleedhokjes. Kranten schreven over het mooiste zwembad in de gehele omgeving. Een van de voorwaarden die het gemeente bestuur stelde, was dat het zwembad op zondag gesloten moest blijven. Bovendien was gemengd zwemmen ook nog steeds niet toegestaan. Pas in 1965 mag er gemengd gezwommen worden. En in 1968 ging het zwembad op zondag open.




In het midden van het zwembad liep een betonnen brug waar vanaf zwemles werd gegeven. Verder was er een duikplank. Gelijk bij de opening werd er ook een zwem- en poloclub opgericht BZPC. Deze zou in de loop van de jaren vele successen behalen.

In 1969 werd het complex uitgebreid met een overdekt zwembad. Deze werd in april 1970 geopend maar op 11 juni stond het in brand. Er waren grote dikke zwarte rookwolken boven Bodegraven te zien. Bij werkzaamheden op het dak gebeurde er een ongeluk. Teer stroomde over het dak en door de felle zon en sterke wind vatte dit al snel vlam. Gasflessen die op het dak stonden ontploften. Gelukkig waren er maar heel weinig mensen tijdens het ongeluk aanwezig. Er waren slechts enkele mensen licht verwond.

Door de brand ontstond er grote schade. In het dak zat een groot gat en ook de muren waren zwaar beschadigt. Alles werd gesloopt en er werd een nieuw zwembad gebouwd.


Nu vele jaren later zijn we weer een stap verder. In april 2018 is er opdracht gegeven om een nieuw zwembad complex te ontwerpen. Het bestaat uit een geheel nieuw binnenbad, wedstrijdbad, doelgroepen bassin en een peuterbad. Verder is er een mooie grote glijbaan. Ook het buitenbad is vernieuwd, het is alleen in lengte gehalveerd. Alles is inmiddels klaar en geopend.




Bodegraven kan weer vele jaren genieten van dit mooie zwembad complex.


Door John de Vries (Stichting Historische Kring Bodegraven)                                  
Foto’s: Stichting Historische Kring Bodegraven en Rebonieuws.nl








Geschiedenis van de St Willibrorduskerk en zijn voorlopers.



De eerste Katholieke kerk in Bodegraven stond op de markt waar nu de Dorpskerk staat. Hij werd de St. Galluskerk genoemd, oorspronkelijk een kleine houten kapel die vervangen is in de loop van de 13e eeuw door een stenen gebouw. Hoe komt het dan dat de huidige Katholieke kerk nu op de Overtocht staat. Dit heeft alles te maken met de geloofsstrijd en de komst van de reformatie.
In het kort komt het hierop neer, de Duitse monnik Maarten Luther ergerde zich aan de wantoestanden in de Katholieke kerk . Daarom spijkerde hij een document op de deur van de Slotkapel in Wittenberg (Duitsland) op 31 oktober 1517. Hier stonden 95 stellingen (regels) met de zaken waar hij het niet mee eens was. Dit feit veroorzaakte een kerkelijke revolutie in de Westerse wereld met als resultaat een splitsing van de Katholieke kerk in meerdere groepen samengevat als Protestanten.



Dit resulteerde uiteindelijk in een overmacht van de Protestanten. Einde van de 17e eeuw kwam er een verbod voor het houden van katholieke kerkdiensten. Hierdoor raakten zij ook de St. Galluskerk kwijt op de markt in Bodegraven, die ging over in protestantse handen. Alle kerkelijke schatten en kunst werd hierbij inbeslaggenomen. In de eeuwen erna werden er in woonhuizen en zgn. schuilkerken op kleinschalige schaal kerkdiensten gehouden. Als dit ontdekt werd door de schout (voorloper van de politie) werden er hoge boetes uitgedeeld. Een van deze schuilkerken stond op de Overtocht wat toen nog niet tot Bodegraven maar Zwammerdam behoorde. Dit kleine kerkje bleef bespaard in 1672 toe Bodegraven grotendeels door de Fransen in brand werd gezet (rampjaar).
In de 19e eeuw kwam er hier verandering in , en ontstond er godsdienstvrijheid in Nederland. Dit was de kans voor de toenmalige pastoor om plannen te maken voor de bouw van een nieuwe grote Katholieke kerk op de Overtocht.
De architect die deze kerk ontwierp was Pierre Cuypers, dezelfde architect die het Rijksmuseum en het Centraal Station van Amsterdam heeft ontworpen. De kerk is gebouwd door de Bodegraafse aannemer B.H. Boers. De totale kerk met toren en kerkhaan heeft ongeveer f 64.000 gulden gekost. Er is nog een strijd geweest tussen de architect en de aannemer. De laatste had de toren niet gebouwd volgens het ontwerp van de architect. Men heeft er uiteindelijk geen rechtszaak van gemaakt en de toren is uiteindelijk niet vervangen.
Met de bouw van de kerk werd in 1862 begonnen, hij was klaar in 1865. De stijl van de kerk was neogotisch. In eerste instantie zou de kerk weer St. Galluskerk gaat heten, maar de pastoor wilde de naam veranderen in St. Willibrorduskerk (dit was de eerste bisschop van Utrecht (658-739)). Op maandag 10 juli 1865 werd de nieuwe majestueuze Rooms Katholieke St. Willibrorduskerk ingewijd door de bisschop van Haarlem.



Bij de grote brand van 1870 is de kerk gespaard gebleven, doordat de wind gunstig stond (voor de kerk niet voor het dorp). Maar dit geluk had men niet altijd want op woensdag 24 maart 1982 ontstond er laat in de avond door kortsluiting in het kerkorgel. Dit veroorzaakte een reusachtige brand. Bijna heel Bodegraven liep avonds laat uit, om naar het blussen te kijken. Bij het aanbreken van de dag kon men goed de grote schade zien. De ravage was enorm. Het dak was ingestort, vele grote houten balken waren verbrand en in het interieur van de kerk gevallen. Het mooie orgel was totaal verwoest. Gelukkig stonden de muren nog overeind en waren de fundamenten nog intact.
De kerk hoefde niet opnieuw worden opgebouwd maar kon hersteld worden. De kerkgangers hadden nu geen kerk meer voor hun diensten. Gelukkig konden ze ruime tijd hun diensten houden in de Gereformeerde Kerk en de Evangelisch-Lutherse kerk. Op dinsdag 9 april 1985 werd de kerk tijdens een feestelijke Eucharistieviering heropend door Mgr. Dr. A.J. Simonis aartsbisschop van Utrecht.
Inmiddels heeft de kerk al zijn 150 jarig bestaan gevierd. De bijnaam van deze kerk is de Wachter aan de Overtocht waaruit duidelijk de belangrijke rol blijkt die deze kerk in Bodegraven heeft.



Door John de Vries (Stichting Historische Kring Bodegraven) Foto’s : Stichting Historische Kring Bodegraven.




De grote brand van 1870

Eén van de grootste catastrofale gebeurtenissen in Bodegraven is de grote brand van 1870. Na de verwoesting in 1672 (rampjaar) door de Fransen, had Bodegraven hierna zich weer goed hersteld. In 1858 had Bodegraven 2600 inwoners, waarvan er 100 in de kom van het dorp woonden. Ze leefden van landbouw, het maken van kaas en boter en er stonden enkele kleine fabrieken.
Gelukkig zijn er net voor de brand een aantal foto, s gemaakt van het centrum van Bodegraven door de Bodegraver Jan van Rossum. Hierdoor hebben we een goede vergelijking hoe Bodegraven er voor en na de brand eruit zag.



Bodegraven kende in 1870 veel bakkerijen, één daarvan was die van bakker Mol op de overtocht (op de locatie waar nu de bakkerij van Bussink staat). Op dinsdag 31 mei 1870 brak daar middags rond 4 uur de brand uit. Vermoedelijk door het drogen van houtspaanders bij de oven, die daarbij vlamvatten. Vlak bij de bakkerij stond een hooiberg, de vlammen sloegen daar snel naar over. Bovendien stond er ook nog een harde wind. Bodegraven bezat enkel brandspuiten (pompen) die nog met de hand bediend moesten worden. De kerkklokken werden geluid, dat was het teken voor de mannen van Bodegraven dat ze moesten helpen bij de brandbestrijding (dit was een vooraf gemaakte afspraak).
Door de sterke wind breidde de brand zich razendsnel uit over de Oude Rijn, bereikte de Kerkstraat en vanuit de Overtocht ook de Brugstraat, Rijnkade, Noordstraat en een deel van de Wilhelminastraat. Snel kwam er van alle kanten hulp van de brandweer uit Zwammerdam, Alphen, Nieuwerbrug en Woerden.



Maar ondanks al deze hulp was de brand niet onder controle te krijgen. Volgens een ooggetuige was het “een vreselijk gezicht, het was een draven, schreeuwen, gillen van kinderen, moeders waren radeloos en mensen liepen te huilen”. De dorpsbrug stond midden in de vuurzee. Hoewel de brug van hout was is hij toch gespaard gebleven.
Pas in de nacht van 1 juni rond 4 uur in de morgen was de brand onder controle. Bij het daglicht kon men de ravage zien. Een groot deel van het centrum was verwoest. Toen de schade werd opgemaakt waren er ruim 100 huizen verwoest, 130 gezinnen dakloos en waren er 2 doden gevallen.


De dorpsbrug van Bodegraven door de eeuwen heen
Uit de gehele omgeving kwam hulp in eerste instantie tenten voor de vele daklozen. Met Pinksteren kwamen duizenden (ramp) toeristen kijken na de grote puinhopen In het gehele land werden inzamelingen gehouden. Studenten in Leiden haalden 4000 gulden op, die ze in een ijzeren kist kwamen brengen. Spontane acties van burgers, kerken iedereen zette zich in. Vele kranten gaven verslagen uit van deze grote brand. Door alle hulp en de enorme inzet van alle Bodegravers werd het Dorp en met name het centrum hiervan weer heel snel opgebouwd.
Bodegraven herrees als een Phoenix weer uit zijn as.

Door John de Vries (Stichting Historische Kring Bodegraven)
Foto’s: Stichting Historische k\Kring Bodegraven



De Dorpsbrug van Bodegraven door de eeuwen heen

In Bodegraven vinden we drie bruggen: de Dorpsbrug, de Burgemeester Crolesbrug en de Broekvelderbrug. De Dorpsbrug is de oudste brug, de andere twee bruggen zijn allemaal pas na de Tweede Wereldoorlog gebouwd.

De rivier de Oude Rijn heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van Bodegraven. In de Romeinse tijd lag er langs deze rivier een Romeins castellum , maar een brug over de Oude Rijn was er niet.

De eerste brug dateert uit ongeveer 1367, toen werd er op de huidige plek van de Dorpsbrug een sluis gebouwd met een houten brug. Hier is geen afbeelding van. Bodegraven was rond die tijd maar erg klein, bij een volkstelling in 1494 telde men ongeveer 130 huizen.



Een stenen brug heeft er in de 16e eeuw gelegen. Op bouwtekeningen uit 1580 staat deze afgebeeld. Een kunstenaar heeft er rond 1650 een gravure van gemaakt waarop deze toch wel merkwaardige brug te zien is. Het kan zijn dat de kunstenaar zijn fantasie heeft gebruikt , en dat de afbeelding van de brug niet helemaal de waarheid weergeeft.


In het rampjaar van 1672 is een groot deel van Bodegraven verwoest en verbrand door de Fransen. Hierbij zijn de sluizen beschadigt en later weer hersteld.

Wanneer de stenen brug vervangen is door een houten brug is niet bekend. We zien op een afbeelding van 1731 weer en houten brug. Op een andere gravure uit 1831 zien we weer een ander type brug.

Op de eerste foto van voor de brand van 1870 zien we heel duidelijk een houten brug waarop duidelijk te lezen staat dat hij uit 1748 stamt. Deze brug is bij de grote brand van 1870 gelukkig gespaard gebleven.


In 1880 is deze houten brug vervangen door een ijzeren brug. Deze werd al snel te smal voor het toenemend verkeer, vooral ook met de komst van de automobiel. Men wilde in 1920 deze brug vervangen, helaas ging dat niet door i.v.m. geldgebrek. Deze brug heeft nog dienst gedaan tot 1958. Hij is toen vervangen door een moderne brug waarvan de opening was op 11 november 1960. Deze brug ligt er nu al weer zo een 60 jaar en voldoet nog steeds.       

                    Tekst: John de Vries



Van Treinstation tot Kookstation


Het is ons nauwelijks voor te stellen dat ongeveer 150 jaar geleden er nog geen treinen reden in Nederland.

Van oudsher gebeurde al het vervoer over het water met een trekschuit. Hierna kwam er behoefte aan een moderne verbinding met Gouda. Hiervoor werd een paardentram ingezet. Later werd het paard vervangen door een machine en kwam er een stoomtram.

Inmiddels was het tijdperk van stoomtrein aangebroken en Bodegraven ging daarin snel mee. Toen de stoomtreinen in Nederland gingen rijden werden er overal stations gebouwd, ook in Bodegraven. In 1878 werd de spoorlijn Leiden-Utrecht geopend.

Het eerste station heeft maar heel kort bestaan, in 1893 werd het weer gesloopt omdat het verzakt was. Daarna is er weer een nieuw station gebouwd, maar deze is in 1911 afgebrand. Nu staat er ruim 100 jaar een derde station aan het Stationsplein.

Het station van Bodegraven had een wachtruimte met houten banken langs de zijklanten. In de winter stond er een grote kachel in het midden die heerlijk stond te branden. Ook waren er nog enkele toiletten. Het was toen beter geregeld dan tegenwoordig. Een kaartje kopen kon je alleen aan het loket, bij grote drukte moest je dus wel op tijd op het station zijn, want automaten stonden er nog niet. In de beginperiode moest jezelf een kaartje kopen om op het perron te komen, beetje een voorloper van de huidige poortjes.

Nu heeft het station geen binnenruimte meer waar je kunt zitten. Je moet nu buiten zitten in een open glazen hokje waar de wind dwars doorheen kan blazen, alleen tegen de regen ben je beschut. Het is in de winter echt afzien. De spoorlijn is nog volop in gebruik en er rijden elk half uur treinen.


Het eigenlijke station wordt nu niet meer door de NS gebruikt. maar heeft een andere bestemming gekregen. In het gebouw is nu een kookstation gevestigd, waar men kooklessen kan volgen.

Tekst: John de Vries